Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Invoeringswet Wet stedelijke vernieuwing

 

Artikel 5
1
In afwijking van artikel 11, tweede lid, van de Wet stedelijke vernieuwing, wordt een aanvraag tot verlening van investeringsbudget voor het investeringstijdvak 2000 tot en met 2004 ingediend uiterlijk vier weken na de dag waarop deze wet in werking treedt. Indien vóór de dag waarop deze wet in werking treedt, een aanvraag als bedoeld in de eerste volzin is ingediend, wordt die aanvraag aangemerkt als een aanvraag als bedoeld in artikel 11 van de Wet stedelijke vernieuwing, met dien verstande dat voor de toepassing van de termijnen, genoemd in het derde lid van dat artikel, het tijdstip van ontvangst van de aanvraag wordt gesteld op de dag van inwerkingtreding van deze wet.
2
Indien vóór de dag waarop deze wet in werking treedt, het in artikel 11, vierde lid, van de Wet stedelijke vernieuwing bedoelde advies van gedeputeerde staten aan Onze Minister is uitgebracht, wordt dat advies aangemerkt als een advies als bedoeld in dat artikellid. Indien Onze Minister vóór die dag gedeputeerde staten gedurende ten minste vier weken in de gelegenheid heeft gesteld hem te adviseren in de zin als bedoeld in de eerste volzin en gedeputeerde staten van die gelegenheid geen gebruik hebben gemaakt, wordt dit aangemerkt als het verstrijken van de termijn, bedoeld in artikel 11, vierde lid, van de Wet stedelijke vernieuwing.
3
Zo nodig in afwijking van artikel 11, vierde en vijfde lid, van de Wet stedelijke vernieuwing, kan Onze Minister op een aanvraag tot verlening van investeringsbudget voor het investeringstijdvak 2000 tot en met 2004 nog in het kalenderjaar 2000 beslissen.
4
Op de aanvraag wordt eerst beslist na de inwerkingtreding van de Wet stedelijke vernieuwing.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •